dick jansenHet heeft mij lange tijd gekost om mijn eigen creatieve proces te doorgronden. Dat elke stap een vervolg is op de voorgaande en je niet in één keer een beeld neerzet. Toen ik de Rietveld had afgerond begreep ik dat nog niet. In een atelier kwam er niets uit mijn handen. Ik werd – en word - getriggerd door een probleem of een vraag. In dat atelier vroeg niemand: “Kun je even meedenken?” En buiten het atelier was de wereld al vol beelden, wat zou ik daar aan toevoegen? Bovendien werd er buiten dat atelier vaak een beroep op mij gedaan bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken. Daar vul je al gauw een leven mee. Met een uitgesteld verlangen om ooit tijd te maken voor het echte scheppen. Die tijd is er nu. En ik schep, creëer. In beeld, in taal, en vaak beeld mét taal. Zonder enige andere pretentie dan plezier te beleven in het scheppen. Hier staat de oogst, om te grasduinen, moge het inspireren.

 

 

 

 

Bronnen

 

Waar komt het allemaal vandaan?

Waarom ik zo nu en dan een gedichtje schrijf, een artikel, een beeld maak, een tekening, of alles combineer, komt voort uit de behoefte om iets te tastbaars te scheppen. Om met anderen te delen hoe ik de wereld ervaar.

In de beelden die ik maak zijn een aantal rode lijnen te herkennen, zij het met de nodige bandbreedte. Het gaat om zwaartekracht, vervreemding, overmoed.

In de teksten gaat het vaak om de essenties van het mens zijn: de mens is een cultureel wezen. Dat wil zeggen een extreem talig, hypersociaal – en daardoor conformistisch – dier dat gereedschap hanteert – schept - om te overleven. En werkende weg met het oplossen van problemen nieuwe onvoorziene problemen schept wat leidt tot een eindeloze spiraal van innovaties die van generatie op generatie worden overgedragen. We scheppen ons een ongeluk.

En: we zijn sterfelijk, en dat realiseren we ons terdege. Dat is ons lot.

Over zwaartekracht: De zwaartekracht is allesbepalend. Aan zee zie je die zwaartekracht recht voor je: de horizon. De massa van de aarde trekt aan het water en houdt dat vast. Dat zien we als een rechte lijn, alsof de aarde plat is. De aarde is niet plat, maar lijkt wel voor ons kleine mensjes. Door die zwaartekracht wordt alles wat zich niet zelfstandig overeind – verticaal - kan houden naar die aardkorst getrokken om te met die horizontaal samen te vallen.

Vervreemding: we beschikken over het bizarre vermogen iets te bedenken dat niet in de reële wereld bestaat. Niets is ondenkbaar. Gebouwen in de vorm van een theepot, films over wezens op andere planeten, tijdreizen. Ieder scharrelt zijn eigen werkelijkheid bij elkaar uit hele en halve waarheden.

Tijd: wij zijn sterfelijk. Dus tijdelijk. En de tijd gaat één kant op. Dat startte met de big bang. Die onverbiddelijke voortgang van de tijd impliceert onze tijdelijkheid. Ons hart klopt met de regelmaat van een klok, onze ademhaling kent een vrijwel ijzeren regelmaat. Onze stappen kennen dezelfde regelmaat. Alles tikt. Muziek bestaat uit kralensnoeren van noten, lang en kort, hoog en laag. Dans is een vergelijkbare aaneenrijging van stappen, kort, lang, snel, traag. Wij zijn tijd.

Kudde: een mens alleen is niets. We hebben de ander nodig om ons menszijn te ervaren. Elke uiting heeft de bedoeling een reactie uit te lokken, om je eigen bestaan bevestigd te krijgen. De ander dus als spiegel, of als echoput. Wij zijn geen albatrossen die eenzaam over de oceanen zweven, maar hypersociaal. Daarom kan een mens doodgaan door eenzaamheid. Want we moeten onze ervaringen kunnen delen, als zijn die nog zo bescheiden als een praatje over het weer.

Onze afhankelijkheid  van de anderen is zo sterk dat we ons ongemerkt aan die anderen conformeren. Ons gedrag wordt dan bepaald door anderen, we zoeken voortdurend in onze kring naar welke standpunten overheersen en echoën die. Zodat we verzekerd blijven van de potentiële steun van onze naasten. We zijn als spreeuwen in een wolk, als vissen in een school.