Aanvankelijk wilde ik de beelden die ik ooit op de Rietveld in hout maakte in klein formaat in keramiek maken: dozen, gestapeld. Op dat zelfde moment was ik ook – heel even – aan de slag als “guerilla-artist”: zie Plotse Beelden. Daar werkten de mannetjes, en een vrouwtje, op boomstronken, heel aanstekelijk. Dus zette ik een klein mannetje op een stapeling keramieken “dozen”. En stak ik pardoes de snelweg over van abstractie naar figuratie.
Maar naast die ‘mannetjes’ ontwikkelden zich ander beelden. Hoe langer ik met klei bezig ben, hoe handiger ik word om andere wegen te verkennen: de beelden van de letters met “hermetische” teksten, sprookjesachtige of mythische figuren, stapelingen van geometrische vormen. Lastig voor de kijker, want dit gaat dus alle kanten op. Het zij zo: allemaal beelden die tientallen jaren in mijn achterhoofd hebben liggen rijpen en nu tevoorschijn komen.Conversation starters
Ik heb daar veel lol in. Maar dat neemt niet weg dat de vraag zich opdringt hoe deze beeldjes – tussen de dertig en vijftig centimeter – aan de man gebracht moeten worden, begrepen moeten worden. Welnu: het zijn conversation starters. Dat bleken ze van meet af aan: mede-keramisten en publiek op een expositie gingen met elkaar bedenken wat er nu eigenlijk te zien was: loopt het mannetje achter een hond aan, of is het andersom? Een jongleur die ballen laat vallen, of kijkt hij omhoog om te zien waar ze vandaan komen? Een mannetje dat op een scheefgezakt huisje staat om een enorm ei terug te duwen. Is dat ei nu zo groot, of dat huisje zo klein? En boomvrouw die groeit omdat ze zelf water geeft, en wat dan als ze groter wordt? En die stapelingen, zit dat echt los? Enfin, verzin zelf maar. Het blijkt dat mensen net als bij Rohrschachprenten hun eigen gedachten erop projecteren. Dus zet zo’n beeldje op tafel en het gesprek ontwikkelt zich vanzelf.
Een droom is om deze beeldjes ‘in het groot’ uit te voeren: 50 keer groter dan ze nu zijn. Om te ervaren wat dat is, kun je ze het beste vanuit een laag standpunt bekijken. Zie ‘Schaalmodellen’.