naar wel driehonderd meter
hoger waren we nooit eerder
we deden onze mooiste kleren aan en
zoefden in de lift naar boven om god
eindelijk de hand te schudden maar
er hing een bordje op ben even weg
en keken we verlegen met de situatie
naar beneden op de achterblijvers
om te ontdekken dat we de mensen
zelf niet meer zagen want
te klein
de schrik sloeg ons om het hart
hoe zou god ons dan nog kunnen zien als wij
hem naar steeds hogerop verjoegen
joeri gagarin meldde na terugkomst op aarde
dat ook hij god niet meer had gezien
met een smalend lachje dat wel
verdomme
we vlogen nog verder en hoger
vanaf satellieten en het ruimtestation glom
de aarde zelf ons toe als een blauwe knikker
geen mens meer te bekennen
wolken zwierden als glasgordijnen over zeeën
in een flinterdun vlies om die knikker heen
één prikje en de zaak loopt leeg
bedacht elke ruimtereiziger
zíj werden onze nieuwe profeten
maar net als de bouwers van Babel
verstaan we elkaar niet meer
laten we winden en boeren
dat het een lieve lust is
en wentelen we in ons vuil
knorrend van genoegen
tot het vlies verlept
en god machteloos toekijkt
vanuit een ver verblekend stervend rif
en weer laat ik mij meeslepen door taal
door woorden die wat hoorden
en menen dat ze het beter weten en eindeloos
die riedel repeteren over god en zijn schare
als een verschraalde echo uit mijn kindertijd
toen god nog leefde maar mij liet zitten met
mijn blote knieën op het kouwe zeil voor mijn bed
met mijn handen gevouwen biddend om
een nieuwe legodoos